D'HANE-STEENHUYSE (Charles François)

d’Hane-Steenhuyse, Charles-François (Brussel, 13 oktober 1830 – Manilla, Filippijnen, 21 augustus 1888), rentenier, politicus, expansionistisch denker.

Charles-François d’Hane-Steenhuyse wordt op 13 oktober 1830 geboren te Brussel. Zijn moeder, Cécile-Henriette Vannes, is danseres bij de Muntschouwburg. Op 23 juni 1846, kort voor zijn zestiende verjaardag, wordt Charles-François door luitenant-generaal Constantin d’Hane-Steenhuyse erkend als zijn zoon. Deze militair uit een vooraanstaande familie was o.a. minister van Oorlog (1831) en inspecteur bij de cavalerie (vanaf 1842) en leidde het Militair Huis van de koning. Bij zijn dood in 1850 is er slechts één erfgenaam, zijn natuurlijke zoon Charles-François.

Dankzij de erfenis van zijn vader kan Charles-François d’Hane-Steenhuyse leven als een rentenier. Gehuwd met Marie-Anne Lerat, met wie hij vier kinderen zal krijgen, koopt d’Hane-Steenhuyse in 1852 een buitengoed in Kontich, waar hij maar kort verblijft. Hij is avontuurlijk ingesteld en toont belangstelling voor Zuid-Amerika.

In 1852 beslist d’Hane-Steenhuyse naar dit deel van de wereld te reizen. Vooral Argentinië wordt in de tweede helft van de 19de eeuw een belangrijke handelspartner van België. De wolnijverheid in Verviers en de groothandel in Antwerpen tonen belangstelling voor het gebied. Maar ook Chili en Uruguay kunnen op een groeiende belangstelling rekenen. d’Hane-Steenhuyse prospecteert in de verschillende landen. Zijn aankomst in de Chileense havenstad Valparaiso staat genotuleerd op 15 april 1853, maar over het verdere verloop van de reis is weinig bekend. In augustus 1853 is d’Hane-Steenhuyse in Montevideo. Hij zoekt mogelijkheden tot samenwerking met plaatselijke zakenlieden. Het doel is te komen tot een uitgestrekte landbouwkolonie die moet worden uitgebaat met de arbeid van Belgische emigranten. Zijn middelen zijn ontoereikend en in 1855 keert hij naar België terug.

Ervan overtuigd dat kolonisatieprojecten gekoppeld aan bevolkingsemigratie gunstige effecten kunnen hebben op de Belgische economie, ontwikkelt hij in de daaropvolgende jaren een expansionistisch discours waarmee hij de steun van de Belgische regering hoopt te verwerven.

In 1860 ijvert d’Hane-Steenhuyse een eerste keer voor een volksplanting in La Plata. Het project moet vorm krijgen onder de leiding van de Société de Colonisation et de Commerce belges. Aan de term kolonisatie geeft d’Hane-Steenhuyse een eigenzinnige inhoud. Hij vindt dat het protectionisme zijn beste tijd heeft gehad. Geen enkel land heeft nog baat bij het bezit van klassieke kolonies. Het komt er op aan nieuwe afzetmarkten aan te spreken en te controleren, waardoor de eigen industrie, handel en scheepvaart op vreedzame wijze gaan groeien. Het is voor d’Hane-Steenhuyse onbelangrijk of de vestigingen al dan niet onder Belgische vlag staan. Wat telt is dat Belgen de overzeese markt zodanig naar hun hand zetten dat de Belgische nijverheid er baat bij heeft. D’Hane-Steenhuyse brengt zijn plannen onder de aandacht van de minister van Binnenlandse Zaken Charles Rogier in het najaar van 1860. Zijn plan legt de nadruk op veeteelt, die een grote winst moet garanderen. De regering beslist echter om geen financiële steun te verstrekken.

In april 1861 trekt d’Hane-Steenhuyse voor een half jaar naar La Plata om er de mogelijkheden voor zijn project verder te onderzoeken. Bij zijn terugkeer toont de regering nog steeds geen belangstelling. In 1866 neemt d’Hane-Steenhuyse de draad weer op. Ditmaal vraagt hij steun aan koning Leopold II. Via zijn kabinetchef Jules Devaux laat de koning verstaan dat hij welwillend staat tegenover het initiatief. Vervolgens publiceert d’Hane-Steenhuyse de brochure met als titel Société de Colonisation et de Commerce belges. Établissements à former sur les rives de la Plata, du Parana, de l’Uruguay ou du Rio Salado waarin de structuur en het beleid van de toekomstige maatschappij worden toegelicht. Ondanks de steun van de koning komt het project niet van de grond.

D’Hane-Steenhuyse is een doorzetter. In 1871 klopt hij aan bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij denkt secretaris-generaal baron Lambermont en minister Jules d’Anethan persoonlijk te kunnen overtuigen. Charles Pecher, consul-generaal in Buenos Aires, steekt echter een stok in de wielen. Hij laat d’Anethan weten dat d’Hane-Steenhuyse te voortvarend is en de gevaren van bevolkingsemigratie onderschat. Intussen zijn schrijnende verhalen aan het licht gekomen over emigranten die zijn misleid met mooie beloften. De regering klasseert de zaak opnieuw.

Toch betekent dit niet het definitieve einde van de plannen. In 1878-1879 legt d’Hane-Steenhuyse ze voor aan de Belgische politieke wereld. Hij verzekert zich van de morele steun van de Kamers van Koophandel van Charleroi en Luik. Hij krijgt schouderklopjes van bevriende geografen. Het kolonisatieproject van d’Hane-Steenhuyse wordt uiteindelijk voorgelegd aan adviescommissies van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat. In de rapporten komen twee verschillende standpunten naar voor. De Senaatscommissie is gewonnen voor het project en neemt de economische argumenten over. De Kamercommissie is geen voorstander van overheidssteun en vindt dat de resultaten van Belgische kolonisatie in Zuid-Amerika niet moeten worden overschat. Het project keert terug naar de regering, die het niet langer de moeite waard vindt.

Intussen is d’Hane-Steenhuyse zelf een politieke carrière begonnen. In 1858 publiceert hij onder het pseudoniem Frans Moller de brochure Du pouvoir civil et du clergé en Belgique. Daarin formuleert hij liberale eisen zoals de volledige scheiding tussen kerk en staat. Hij wordt op 25 mei 1859 lid van de Liberale Associatie.

Begin 1860 verhuist d’Hane-Steenhuyse van Kontich naar Antwerpen, waar hij zich in het politieke leven stort. Datzelfde jaar wordt hij verkozen tot provincieraadslid op de radicaal en jong liberale lijst. Hij voert mee campagne voor een herziening van de onderwijswet van 1842 en de laïcisering van het onderricht.

Vanaf 1861 discussieert d’Hane-Steenhuyse mee over de omstreden plannen van de regering voor de aanleg van een fortengordel rond de stad. Als vurig tegenstander leidt hij de oppositie tijdens meetings en wordt hij voorzitter van de Commissie der Krijgsdienstbaarheden. Het initiatief veroorzaakt een polarisering in Antwerpen zelf, én tussen de stad en de regering. Dat resulteert in de oprichting van de Meetingpartij. Op 2 december 1862 wordt d’Hane-Steenhuyse door de Liberale Associatie uitgesloten.

In 1862 wordt hij voor de Meeting verkozen in de Antwerpse gemeenteraad. Het jaar daarop wordt hij schepen (tot 1872). Op 8 juni 1863 wordt hij verkozen tot volksvertegenwoordiger. Dat mandaat behoudt hij tot 16 september 1873. Hij verdedigt in het parlement de belangen van Antwerpen, maar houdt tevens een pleidooi voor algemeen stemrecht.

Op 16 april 1869 bepleit hij in de Kamer een hervorming van het consulaire corps. Hij wil langs die weg de Belgische handelsbelangen in het buitenland versterken. De voorgestelde budgetwijzigingen worden verworpen.

Via de politieke weg vindt d’Hane-Steenhuyse aansluiting bij de aardrijkskundige beweging. In 1869-1871 is d’Hane-Steenhuyse betrokken bij de organisatie van het eerste internationaal aardrijkskundig congres dat op initiatief van enkele geografen in de Scheldestad wordt voorbereid. In afwezigheid van de zieke burgemeester Van Put leidt hij de voorbereidende vergaderingen. D’Hane-Steenhuyse wordt algemeen beschouwd als de échte voorzitter van het congres en zorgt er voor dat expansionistische thema’s in het programma komen.

Na het congres blijft hij de bijeenkomsten van het congrescomité voorzitten. Hij staat aan het hoofd van de Antwerpse delegatie die op het tweede internationaal congres te Parijs in 1875 het mandaat van de Antwerpse groep overdraagt aan de Franse collega’s. Hij krijgt de eer de openingsredevoering te houden. Zijn discours kent aan de geografische discipline een uitgesproken materialistisch en utilitair karakter toe, in dienst van economische expansie. In 1875 publiceert hij zijn belangrijkste werk, La Belgique et ses relations extérieures. Hij koppelt zijn oude plannen aan nieuwe voorstellen. De kern van het betoog, is de vraag of België zijn welvaart moet laten afhangen van commissiehandel – zoals de gewoonte is sinds de onafhankelijkheid – of dat het meer gebaat is met een systeem van directe handel. Daaronder verstaat hij grote trafieken van Belgische industriële producten op verre bestemmingen, ondersteund door Belgische handelsposten en een nationale handelsvloot. D’Hane-Steenhuyse kiest voor de laatste optie, en wijdt ongeveer de helft van zijn boek aan marinevraagstukken.

Na afloop van zijn parlementaire loopbaan vestigt d’Hane-Steenhuyse zich in Oostende (1874), waardoor zijn contacten met Antwerpen verslappen. Hij verblijft ook meer in Brussel. Samen met enkele notabelen richt d’Hane-Steenhuyse in 1876 te Brussel de Société royale belge de Géographie op. Op 9 april 1878 houdt hij er een voordracht met als titel: Histoire du Commerce. Recherche de débouchés nouveaux pour le commerce belge.

In mei 1879 neemt hij in Parijs deel aan de conferentie over de aanleg van het latere Panamakanaal.

De verdediging van de Belgische handelsbelangen en de verbreiding van de Belgische handel zijn stokpaardjes van d’Hane-Steenhuyse. In die mate dat hij actief betrokken geraakt bij de handelsdiplomatie. Bij Koninklijk Besluit van 1 mei 1885 wordt hij benoemd tot Belgisch consul-generaal op de Filippijnen. Zijn rapporten worden gepubliceerd in het Recueil consulaire. Zijn informatie over de Filippijnen is precies, met veel aandacht voor geografische gegevens.

Charles-François d’Hane-Steenhuyse overlijdt op 21 augustus 1888 in Manilla.

 

Jan Vandersmissen
Université de Liège
18 juin 2012
Centre d’Histoire des Sciences et des Techniques

 

Onuitgegeven bronnen:

 

Archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Brussel, Diplomatiek Archief:

  • 2028 II, “Amérique méridionale” – lias “Colonisation République Argentine 1853-1879”
  • 3004, “Colonisation Amérique” – lias “Colonisation Argentine”

 

Bibliotheek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Brussel, DIP 4155, brochure met handgeschreven aanpassingen.

 

Uitgegeven bronnen:

 

  • d’Hane-Steenhuyse (C.-F.), Société de Colonisation et de Commerce belges. Établissements à former sur les rives de la Plata, du Parana, de l’Uruguay ou du Rio-Salado (Amérique méridionale). Projet soumis au gouvernement le 14 Novembre 1860, Anvers, Van Merlen, 1866.
  • d’Hane-Steenhuyse (C.-F.), Discours sur les consulats, prononcé à la Chambre des représentants de Belgique, Anvers, Van Merlen, 1872.
  • d’Hane-Steenhuyse (C.-F.), La Belgique et ses relations extérieures. Colonisation.-Consulats.-Marine.-Commerce direct.-Ports, Anvers, Van Merlen, 1875.
  • d’Hane-Steenhuyse (C.-F.), Le Darien. Percement d’un canal maritime interocéanique, in Bulletin de la Société belge de Géographie, I, 1877, p. 44-66.
  • d’Hane-Steenhuyse (C-F.), Établissement d’un comptoir dans la Confédération Argentine pour la vente des produits de l’industrie belge. Proposition soumise à la Chambre de l’Industrie, d’Agriculture et de Commerce Charleroi, par Charles d’Hane-Steenhuyse, ancien membre de la Chambre des Représentants, à la suite de la conférence par lui donnée, à Charleroi, le mardi 19 Mars 1878, S.l., 1878.
  • d’Hane-Steenhuyse (C.-F.), Le percement du canal interocéanique. Conférence donnée par M. Charles d’Hane-Steenhuyse dans la séance générale annuelle de la Société belge de Géographie, le 14 avril 1879, Bruxelles, Vanderauwera, 1879.

 

  • Recueil consulaire, LV, 1886, p. 89-131; LVII, 1887, p. 64-111; LVIII, 1887, p. 109-111; LVIII, p. 195-209; LVIII, p. 409-411; LXII, 1888, p. 5-153.
  • Société de Géographie. Congrès international des sciences géographiques tenu à Paris du 1er au 11 août 1875. Compte rendu des séances, Paris, 1878-1880, I, p. 5-13.

 

Literatuur:

  • De Paepe (J.-L.) & Raindorf-Gérard (C.), éd., Le Parlement belge 1831-1894. Données biographiques, Bruxelles, Académie royale de Belgique, 1996, p. 261.
  • De Seyn (E.), Dictionnaire biographique des Sciences, des Lettres et des Arts en Belgique, Bruxelles, Editions l’Avenir, 1935, I, p. 391.
  • Vandersmissen (J.), Koningen van de wereld. Leopold II en de aardrijkskundige beweging, Leuven-Den Haag, Acco, 2009, p. 157-175.
  • van Passen (R.), Heemkundige sprokkelingen. Geschiedenis van het Beukenhof, in Contactblad Gemeente Kontich, XIV, 1, januari 1984, p. 8-10; 3, juli 1984, p. 36-37; 4, september 1984, p. 50-52.
  • Varenbergh (E.), Hane-Steenhuyse (d’), famille, in Biographie nationale, VIII, 1884-1885, col. 680-682.
  • Wils (L.), Het ontstaan van de Meetingpartij te Antwerpen en haar invloed op de Belgische politiek, Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1963.
Undefined
Tomaison: 

Biographical Dictionary of Overseas Belgians